2021

Het is wederom schaamtelijk lang geleden dat ik hier iets schreef, dus bij deze geef ik nog eens een teken van leven. 

Laat ik starten met zeggen dat ik ben vergeten hoe ik een blog moet bijhouden. Normaal gezien schrijf ik op z'n minst een paar keer per jaar één of andere vage alinea waarin ik de verschrikkelijke banaliteit van het tiener-zijn ophemel en een Taylor Swift-fangirl uithang.  Ondertussen zijn dergelijke alineas al meer dan een jaar geleden. Gezien de hinderlijke omstandigheden waarin de wereld zich momenteel bevindt en mijn complete gebrek aan zelfdiscipline, vraag ik uw vergiffenis voor mijn ongewtijfeld onopgemerkt gebleven stilte op deze blog. 

Ondertussen is het juni juli augustus en heb ik dit jaar amper een woord op papier gezet, laat staan op mijn blog. Iedere poging om iets onder woorden te brengen loopt mis, en ik verval onvermijdelijk in vage clichés: hoe tiener-zijn ervoor zorgt dat je je favoriete liedjes nog veel leuker vindt, hoe ik het afgelopen jaar vaak alleen op de trein zat en het gevoel had dat ik twee keer zo snel ouder werd. Schrijven loopt stroef omdat denken stroef loopt en ik denk dat denken stroef loopt omdat mijn hoofd momenteel nog rommeliger is dan mijn kamer (voor de duidelijkheid: dat wil veel zeggen). En hoewel een lifetime aan ervaring als piekeraar en mijn eerste semester als filosofiestudente voor het nodige denkmateriaal hebben gezorgd, lukt het me maar niet om al mijn gedachten netjes te ordenen. Het geesteskind van mijn innerlijke monoloog is wat u nu jammer genoeg aan het lezen bent. Bereid u voor op heel veel chaos. Wederom mijn oprechte excuses. 

...

Ik ging wijsbegeerte studeren omdat ik zoveel mogelijk wilde weten. Na mijn eerste week op de universiteit bekroop me de akelige paradox van de filosofiestudent: hoe meer je weet, hoe minder. Hoe meer je leert, hoe meer je weet over wat net niét te weten valt. Socrates wist dat hij niets wist en ook ik weet het allemaal niet meer zo goed, vrees ik. Mijn eerste jaar op de universiteit was er dan ook een van methodische twijfel, en dan vooral aan mijzelf. Ik zie Descartes al glunderen van trots.

Ergens in het eerste semester uitte ik mijn twijfels tegenover een vriendin. We dronken hete koffie op een koud bankje in de stad en probeerden tevergeefs vijf maanden aan lockdown-gejammer in één koffiedate te proppen. 

"Ik voel me plots zo zelfbewust. En dat bedoel ik niet op een goede manier." 

Dat klopte. Ik bedoelde het op een "ik kijk in de spiegel tot ik enkel nog oren en een neus en ogen zie  of nee wacht BEN IK DIT WEL"-manier. 

"Je hebt door dat anderen jou ook percipiëren." zei ze toen. Ze had gelijk. 

Ik betrap mezelf erop dat ik naar mijn eigen instagramprofiel kijk alsof ik een vreemde ben. Hoe kijken mensen naar mij? En misschien nog belangrijker, maar ook banaler: hoe wil ik bekeken worden? Enerzijds heb ik dit jaar meer dan anders de ruimte gekregen om dat uit te zoeken, anderzijds geloof ik niet dat ik dat alleen kan, zonder andere mensen om me heen. Volgens sommigen wordt niemand zichzelf alleen; wie je bent krijgt pas vorm rond anderen. En word je steeds meer jezelf naarmate je ouder wordt, of ligt wie je bent net niet op voorhand vast? Misschien "wordt je jezelf in het maken", zoals iemand onlangs suggereerde terwijl we wachtten op de trein en ik op een stoeprand zat en een bijzonder verwarrend betoog hield over bovenstaande kwestie (ik denk het liefst na al zittend op een stoeprand, heb ik gemerkt. Ik telefoneer ook graag terwijl ik op de stoeprand vertoef. Dat laatste kunnen mijn buren helaas beamen.). Ik vind het allemaal best ingewikkeld. Toch zeggen we "wees gewoon jezelf" met hetzelfde gemak waarmee we bemoedigende schouderklopjes uitdelen. Misschien is dat wel mijn favoriete leugen, wees gewoon jezelf. Alsof je ooit niet jezelf kan zijn.

In De Wetten schrijft Connie Palmen "ik word zo moe van een karakter te krijgen" en ik ben het met haar eens. Ik betrapte mezelf erop dat ik me het afgelopen jaar te vaak afvroeg of ik vreemd overkom, of ik te rechtuit ben, te terughoudend, te gesloten, te vrijpostig, te zelfzeker, te beduusd, te hard, te saai. Verlegen vergeten veranderd verbeterd. Vooral dat laatste boezemt mij doodsangsten in. Saai zijn. Een paar maanden geleden besloot ik om, as one does, de vraag aan mijn moeder te stellen. We zaten in de woonkamer en ik legde de sjaal die ik aan het breien was even aan de kant.

"Mama, ben ik saai?"

"Wat zeg jij nu?"

"Ik heb het gevoel dat ik niets geks doe. Snap je wat ik bedoel?"

"Goh. Ik weet het niet. Ik vind dat je best interessante dingen te zeggen hebt."

"Maar jij bent mijn moeder." 

"Wat bedoel je dan met 'iets geks'?"

"Ik weet het niet. Roekeloos zijn? Op hoge gebouwen gaan klimmen? De eerste beste vlucht naar een ver land boeken? Infiltreren in de dierentuin? Solliciteren voor astronaut? Een cult starten?"

"Zou je die dingen graag willen doen?"

"Niet echt. Ik ben graag bezig met wat ik nu doe, eigenlijk."

"Nou. Dan ben je niet saai he, onnozelaar."

Ergens had ze een punt. Niets is saai zolang je het zelf interessant vindt. Maar waarom blijf ik dan zo bang? Waar ben ik dan precies bang voor? 

Het is nu heel makkelijk om de "wat is saaiheid uberhaupt?"-kaart te trekken en de filosoof uit te hangen, maar ik kijk er niet bepaald naar uit om iemand te worden die aan iedereen vertelt hoe je moet beginnen aan pensioensparen. Begrijp je wat ik bedoel? Misschien is dat onredelijk van mij, misschien denk ik daar Later Als Ik Groot Ben anders over en voel ik me helemaal niet saai wanneer ik mijn belastingaangifte invul aan de keukentafel terwijl ik wacht tot Dagelijkse Kost begint (kip met gestoomde broccoli en venkelpuree). Wat ik wil zeggen is dat saai-zijn relatief is en dat je zelfs de verpersoonlijking van gekookte aardappelen kan zijn, zonder dat je daarom per se saai bent. Een voorbeeld is The Office: zelfs slappe koffie op kantoor en een business in papierwaren zijn niet per se saai. Ik wil dus niet oordelen over wat saaiheid is, my log does not judge. Maar een beetje jong idealisme kan geen kwaad, toch? Zoals ik even geleden tegen een ietwat onverschillige opticien zei toen hij vroeg welke jobs ik kon doen met een diploma wijsbegeerte: "ik ben jong, ik vind dat ik nog groot mag dromen". (Dat mag je trouwens altijd, ongeacht je leeftijd.) De opticien was helaas niet overtuigd. Ik bleef verslagen achter, met een gekrenkt ego en nieuwe lenzen. 

Het is dus niet per se saaiheid waar ik bang voor ben, maar  eerder het onvermogen om betekenis te kunnen geven aan mijn leven, en laat filosofie nu net een erg dubbelzinnige positie innemen. Filosofie zoekt en geeft betekenis, maar de val van het nihilisme lonkt: "niets doet ertoe, wat doe ik hier, waarom zweeft deze bol (de aarde) in een immense ruimte en bevind ik me in dit vleselijke lichaam dat sensaties ervaart als jeuk en kietels en liefdesverdriet, dit is raar, waarom zei ik "vleselijk", wat een raar woord, waarom kijkt mijn spiegelbeeld zo raar naar mij". 

In The Secret History van Donna Tartt zegt hoofdpersonage Richard Papen zelfs het volgende: "Any action, in the fullness of time, sinks to nothingness." Met andere woorden: "RUSTIG BLIJVEN BABY! We leven in een ruimte-tijdconstructie en die is best groot. Uiteindelijk maakt het echt niet uit dat je per ongeluk de WC-deur opentrok toen je in een café naar toilet wilde gaan en er een meisje op bleek te zitten en jullie allebei heel hard schrokken en je de rest van de avond bloosde van schaamte." Ofzoiets. Ik geef maar een hypothetisch voorbeeld. Ahem. Toch is dat eeuwige gerelativeer me iets te luguber en houd ik mezelf liever voor dat er iets bestaat als Betekenis. Ergens in juli raakte ik 's nachts verwikkeld in een heftige discussie waarin ik wanhopig probeerde te beargumenteren dat er iets bestond als ~LiEfDe~ en dat liefde, net zoals betekenis in het algemeen, niet enkel in onze hoofden bestaat. Blijkbaar ben ik dus toch een romanticus! Dat voelt op dit moment heel paradoxaal. Bij deze een handkusje naar de vergetelheid.

Over het woord "vleselijk" gesproken, Haley Nahman alias Essaykoningin alias persoonlijk rolmodel had het in een recente podcast over Instagram. Daarin zette ze de virtuele wereld tegenover de "meat world" of "vleselijke wereld" (een beschrijving die iets te veel tot mijn bizarre verbeelding spreekt, maar dat terzijde). Volgens haar is de grote valkuil van Instagram dat de app het echte leven probeert te evenaren, terwijl dit nooit echt zal kunnen. Instagram blijft dan ook teleurstellend. Een voorbeeld: als je op instagram je best niet doet, word je door niemand gezien. In de "meat world" daarentegen, moet je je best niet doen om gezien te worden. Daarom is de angst voor saaiheid volgens mij vooral een angst die in de virtuele wereld gegrond is, want daar zie je de zaken niet die elk mens interessant maken: de zenuwtrekjes rond iemands mond en handen die aan een sleutelbos prutsen, de ongemakkelijke stiltes in een gesprek, de zorgvuldig vermeden blikken op een eerste afspraakje of het nerveus op en neer tikken van iemands voet op de metro. (Misschien vind ik daarom de Instagramaccounts @subwayhands en @peoplestanding zo leuk.). 

Maar bon! We hebben het probleem van de saaiheid samen opgelost! De oplossing is namelijk: niemand is saai, tenzij op Instagram! Want het zijn die rare stomme dingen in het echte vleselijke leven die letterlijk iedereen interessant maken! Joepie! 

Blij dat we het hierover eens zijn. Volgend onderwerp.

[Ik overdrijf uiteraard een beetje. Het zou hypocriet zijn van me om zoveel kritiek te hebben op Instagram wanneer ik er zelf bijna dagelijks op zit. Ik schrijf dit intermezzo na een gesprek met één van mijn beste vriendinnen en zij heeft mijn beeld iets minder zwart-wit gemaakt. Leve de nuance! Instagram heeft veel mooie dingen te bieden: de @sadpeaks account bijvoorbeeld, of reels genaamd "Outfits I would wear if Nick Cave performed at Woodstock", of foto's van de vriendin in kwestie die puppies vasthoudt en er heel erg gelukkig uitziet.]

Over Instagram gesproken, ik heb onlangs mijn account voor een week of twee gedeactiveerd en ik moet toegeven dat het een goede zet was. Je geeft een stukje van jezelf af, maar krijgt er tegelijkertijd ook veel voor terug. Volgens Nahman verschaft Instagram ons de illusie van een identiteit, een "dit is wie ik ben", wat vervolgens meer sTrEsS veroorzaakt. Instagram verwijderen kan dan losjes vertaald worden naar iets als "dit is niet mijn realiteit" en dat vind ik mooi. Je kan je identiteit vormgeven door net een deel ervan af te geven. 

O , en over stress gesproken. Wacht, nee. Laat maar, ik heb niets meer te zeggen. Of misschien heb ik te veel te zeggen.

Om een lang verhaal nog langer te maken: Ik kan eindeloos mijn hoofd breken over wie ik denk te zijn, maar als jij mij niet zo ziet, dan lijkt al dat denken verloren moeite. Als jij mij saai vindt, dan ben ik misschien wel gewoon saai, pensioensparen of niet. En ik heb daar geen invloed op. Ik kan geen boek schrijven en zeggen: dit is wie ik ben. Dit is hoe jij mij moet bekijken. Ik kan jou geen paar ogen geven. Gelukkig maar.

...

Groetjes, en tot snel

Cato

Geen opmerkingen:

Een reactie posten